Lessen van een oude kater

Al jaren ben ik de blije eigenaar van een kat. Of eigenlijk meer de trouwe bediende van mijn huistijger. Toen hij bij mij kwam, was hij in de kracht van zijn jonge leven. Een vijfjarige jonge god die de hele wereld aan kon. Helaas woonde ik op een flat, dus dat viel tegen: hij kon alleen vanaf het balkon naar de wereld mauwen met zijn Grote Kater-mauw – wat hij elke lente steevast deed.
Een paar jaar geleden verhuisde ik naar een woning met een tuin in een rustig dorp. De kat moest erg wennen, want wat was de wereld opeens groot! Toen hij na 6 weken eindelijk naar buiten durfde, was hij binnen een week niet meer te houden: elke dag moest en zou hij naar buiten. Alleen regen en sneeuw vond hij een reden om binnen te blijven. Dat deed hij bij voorkeur zittend op de mat naast de open deur, zodat hij wel goed mee kreeg wat er buiten gebeurde. Maar dat was na het eerste jaar ook voorbij. Nu woont mijn kat vooral buiten in mijn tuin en komt hij alleen even binnen om te eten, voor de kattenbak en om over zijn nek te gaan. Dat laatste vind ik toch een wat twijfelachtige eer…
Volgens dierenvoerfabrikanten – en ook mijn dierenarts – is een kat al ouder vanaf acht jaar. Daar denken mijn kat en ik een beetje anders over. Maar toen mijn stoere kater twaalf jaar werd, waren zijn jonge jaren toch definitief voorbij. Sindsdien krijgt hij voer voor ‘senioren’, wat beter is voor zijn nieren.
Dit voorjaar werd mijn haarbal 16 jaar en opeens ging het snel. In enkele weken tijd werd hij van ‘jongere oudere’ toch echt een oudere kater. Hij heeft stramme gewrichten en gaat moeizamer liggen, hij staat ook wat minder stevig op zijn poten en hij is mager geworden zoals alleen ouderen mager kunnen zijn. Ook begon hij opeens tegen zijn voerbal aan te lopen – soms, maar niet altijd. Ik vroeg me af of hij gewoon lomp is (wat hij altijd is geweest) of dat hij slechter begon te zien.
Nu ik goed oplette, was het antwoord duidelijk: mijn oude kater is behoorlijk slechtziend. Ik kan hem niet langer lokken door mijn met mijn vingers te wiebelen – ik moet mijn vingers wrijven, zodat hij ze kan horen. Zijn eten vindt hij ook niet meer op zicht zoals voorheen – hij ‘kijkt’ met zijn neus. Toch is hij nog niet helemaal blind, want hij knipoogt soms nog wel terug.
Wat ik opvallend vind, is dat mijn kat op geen enkele manier gehinderd lijkt te worden door het feit dat hij nauwelijks meer kan zien. Hij blijft gewoon rondlopen alsof er niets aan de hand is, ‘kijkt’ nu met zijn neus of zijn poten, en blijft de tevreden kater die hij altijd is geweest.
Dat deed mij denken aan de kat van mijn ouders. De kat was al flink op leeftijd, toen ik op een dag achter haar liep en haar in het voorbijgaan, zoals ik wel vaker deed, een aai over haar rug gaf. Tot mijn verbazing ging er een schok van schrik door haar heen. Eén moment begreep ik niet wat er aan de hand was, maar toen realiseerde ik me dat ik van achter was gekomen. Kennelijk had ze me niet horen aankomen. Dat kon maar één ding betekenen: de kat is doof. Sindsdien zorgde ik ervoor dat ik haar altijd van voren benaderde, zodat ze me kon zien aankomen. Dat werkte prima!
Met Oud & Nieuw werd mijn conclusie over haar doofheid definitief bevestigd. Toen de wereld verging vanwege het vuurwerk, zat de oude grijze dame heerlijk op de bank te dommelen en had nergens last van. Stokdoof als ze was, was het voor haar gewoon een avond zoals alle andere…
Ik zou het ons, mensen, gunnen als wij dat net zo zouden kunnen als deze oude huisdieren! Natuurlijk is het vervelend als je een beperking oploopt. Vanzelfsprekend heb je tijd nodig om te rouwen over het verlies van dat wat niet meer is. En uiteraard heb je tijd nodig om nieuwe manieren te leren om de dingen te doen die niet meer kunnen zoals je ze deed. Maar vervolgens zouden we gewoon weer over moeten gaan tot de orde van de dag!
Reactie toevoegen